1. Begin met een puzzel met weinig stukjes. Het gaat erom dat een kind leert puzzelen, de hoeveelheid komt vanzelf als het eenmaal het puzzelen snapt.
2. Bekijk de puzzel als deze nog heel is. Kijk goed wat er staat en bespreek het plaatje.
3. Sorteer de puzzelstukjes. Hoekjes bij hoekjes, randjes bij randjes en alle overige stukjes bij elkaar. Let er op dat de puzzelstukjes met het plaatje naar de bovenkant liggen.
4. Leg de hoekjes in de hoeken, kijk eventueel nog naar het voorbeeld.
5. Maak de randjes.
6. Ga dan de middenstukjes invullen, werk daarbij van buiten naar binnen, zodat het telkens aan een bestaand stukje gelegd kan worden.
7. Zoek stukjes die bij elkaar horen zodat er bijvoorbeeld een gezicht ontstaat of een ander duidelijk herkenbaar stukje uit de puzzel.
8. Bekijk samen het eindresultaat en complimenteer je kind voor de knappe prestatie.
Wanneer het erg vlot gaat kun je je kind uitdagen om eens een puzzel te maken van nog meer stukjes.